woensdag 25 januari 2017

Boekenproject 2016. Passagiers voor Teheran van Vita Sackville West.


Vorig jaar las ik "Passagiers voor Teheran" door Vita Sackville West geschreven. Vita was een beroemdheid in Engeland. Zij leefde van 1892 – 1962. Haar geboortehuis was Knole. Je zal daar toch geboren worden.

















In de jaren 80 bezocht ik Knole. Het is gigantisch. Een doolhof van kamers en trappen en gangen en zalen. Vita was dol op Knole maar kon het niet erven omdat ze een vrouw is. Vita was een wilde tante.
Zij trouwde met Harold Nicolson. 
Een man die qua karakter haar tegengestelde was. Een diplomaat. Ik lees nu een boek over de Europese geschiedenis van Geert Mak. Hij beschrijft hierin Harold Nicolson als iemand met een verstandige kijk op de zaken. Hoewel zij allebei andere relaties hadden bleef hun band sterk. Het echtpaar woonde later op Sissinghurst. Vita maakte hier een prachtige tuin. Deze tuin trekt heden ten dag veel bezoekers. Zij was vaak te vinden in de toren van het huis waar zij bovenin
schreef. Een van haar twee zonen vertelde dat hij slechts 2 maal bovenin is geweest. Vita was bevriend met Virginia Woolf.

Het boek waar ik het hier over wil hebben is een boek dat zij schreef over haar reis naar Perzië, het huidige Iran.

Vita ging op weg naar haar echtgenoot, die in Iran als diplomaat werkte. Vrouwen van haar status reisden veel en ver. Denk maar eens aan Gertrude Bell, over wie ik eerder schreef. Gertrude, die mede hielp om Irak op te bouwen. In het boek is Gertrude ook de eerste die Vita bezoekt, wanneer zij in Irak aankomt. Leuk om over deze ontmoeting te lezen. Het boek van Vita gaat over de reis
zelf. Wat ik interessant vind is haar opmerking dat ze in Perzië voor het eerst het fenomeen tegen komt dat je met de auto hoger en hoger en hoger rijdt maar dan op de top volgt er geen afdaling zoals in Engeland. Nee, ze rijden over een hoogvlakte en vaak begint er daarna opnieuw een klim. Vind ik een leuke waarneming. Maakt dat ik nu het idee van een hoogvlakte beter begrijp. Vita start haar reis met de trein op het Victoria Station. Reist door Frankrijk en Italië, komt in Egypte aan. Reist naar Luxor waar ze het Dal der Koningen bezoekt. Ze vergelijkt de kale weg erna toe met de groene weides van Kent. Bezoekt een pottenbakkersdorp en bekijkt opgravingen. Terug naar Cairo en via Port Said naar Aden. Vindt het hier de meest troosteloze en onplezierige plek die ze kent. Vaart met een schip naar India. Ze heeft zich op de Perzische Golf verheugd, maar wat valt dit tegen. Niet alleen een teleurstelling, maar zelfs een nachtmerrie. Ze verstuikt haar enkel, de temperatuur aan boord stijgt naar 40 graden, ze krijgt koorts. Ze ligt in haar hut en wil dood. Ze heeft een boek van Proust bij zich en dat maakt dat ze deze periode door komt. Van Basra tot Bagdad met de trein. Hier ontmoet ze Gertrude Bell. In Bagdad huren  ze een auto. Ze schrijft: niemand had haar vertelt over de schoonheid van het land, wel over ongemakken. Niemand had ook maar 1 verhelderende opmerking gemaakt. Maar zo kan ze wel onbevooroordeeld Perzië intrekken. Ze ziet een land zoals ze nog nooit eerder had gezien. Ze beschrijft steden, architectuur, de natuur, de bloemen, de dieren, de mensen, de bergen, bazaars. Ze bezoekt het prachtige Isfahan.

Een van de bijzondere dingen die Vita en Harold meemaken is de kroning van Reza Khan.
De Nicolsons waren getuige van zijn kroning, in 1925, en Passenger to Tehran bevat Vita's beschrijving van de gebeurtenissen:

Teheran droeg zijn beste gezicht. Schraagtafels waren aan de zijkanten van de wegen geplaatst, volgeladen met alles wat homoseksueel en nieuw was – vazen, theepotten, foto's, porseleinen ornamenten, maar vooral klokken, 'zodat de straten van Teheran de hele dag rinkelden van de stakingen van discrepante uren'. Het meest opvallende was dat de muren van huizen waren opgehangen met tapijten, waarvan sommige enorme kunstwerken, zodat de stad 'ophield een stad van baksteen en gips te zijn, en een stad van textuur werd, als een grote en weelderige tent open voor de hemel'. De ceremoniëlen waren een op de hoef verzonnen pastiche – tegelijk Perzisch en Europees, een deel moslim en een profaan. static1.squarespace



En dan moet ze weer terug. Ze dalen nu "" We zaten niet meer op het dak". Ze kijkt naar buiten en vraagt zich af ""Waar is mijn Perzië gebleven? " Het Dal van de Witte Rivier, Gilan "zelfs de boeren lopen anders", Kaspische Zee, Bolsjewistisch Rusland. Er blijkt geen trein te zijn waarmee ze verder kan. Dan wanneer er een trein komt ontdekt ze dat de Russische treinen comfortabeler zijn dan in Europa. Voor een paar roebel kun je kussens, dekens en lakens krijgen een handdoek maar geen water. Het landschap vindt ze treurig. Na 3 dagen komt ze in Moskou aan. Door naar Polen, hier belandt ze in een revolutie. Met een groep van 8 vreemden redt ze het een trein te vinden die haar verder brengt. Halverwege stopt de trein en loopt ze arm in arm met een paar Duitsers. In een café eet ze eieren met spek en drinkt ze wodka. Weer met een trein rijdt ze door Duitsland, komt in Nederland. Een douane bij de Nederlandse grens doet haar een huwelijksaanzoek. Vanuit Vlissingen naar Engeland en dan staat ze weer op Victoria Station. Perzië, herhaalt ze, Perzië.






Boekenproject 2014

Boekenproject 2014

Boekenproject 2015

Boekenproject 2015